Introductie
De mobiliteitsproblemen, met name in Brussel, brengen vaak een debat over de bedrijfswagens op gang. In dat debat stuit men echter op het probleem van het aantal bedrijfswagens. Om de economische, fiscale, ecologische en mobiliteitsgevolgen van de bedrijfswagens nauwkeurig te evalueren, is het van fundamenteel belang te weten hoeveel er zijn.
1. Definitie
Een bedrijfswagen wordt hier sensu stricto gedefinieerd als een wagen die een bedrijf of werkgever ter beschikking van een werkkracht stelt en die ook voor privédoeleinden mag worden gebruikt. Van deze definitie zijn dus uitgesloten het eigen voertuig van een zelfstandige (in hoofdberoep, in bijberoep of als zelfstandige helper) of de dienstwagen die een werkgever uitsluitend voor beroepsmatige verplaatsingen ter beschikking van zijn personeelsleden stelt.
In deze definitie gaat het over twee categorieën begunstigden: de loontrekkenden en de bedrijfsleiders, waarbij deze laatsten het statuut van een zelfstandige hebben.
2. Hoe wordt bepaald wat een bedrijfswagen is ?
Op 31 december 2015 waren in België 831 000 wagens1 ingeschreven op naam van een rechtspersoon. Dat cijfer omvat de bedrijfswagens, maar ook de dienstwagens, de huurwagens voor een korte termijn, de door garages gebruikte vervangingswagens enz.
De bedrijfswagens zoals omschreven in punt 1 zijn onderworpen aan twee wettelijke verplichtingen: de CO2-solidariteitsbijdrage (enkel voor de loontrekkenden) en de aangifte van een voordeel van alle aard (VAA).
Een werkgever die een loontrekkende een voertuig ter beschikking stelt dat voor andere doeleinden dan beroepsmatige doeleinden mag worden gebruikt, moet een CO2‑solidariteitsbijdrage betalen aan de RSZ. Die CO2-solidariteitsbijdrage bestaat niet voor de bedrijfsleiders.
Zowel de bedrijfsleiders als de loontrekkenden moeten daarentegen in hun belastingaangifte een voordeel van alle aard aangeven voor het gebruik van een bedrijfswagen. De voordelen van alle aard moeten normaliter worden aangegeven met een overeenkomstige code die het mogelijk maakt om de bedrijfswagens te identificeren. De belastingplichtige hoeft evenwel enkel het totaalbedrag van de voordelen van alle aard te vermelden zonder die over de overeenkomstige codes uit te splitsen. Het is ook mogelijk dat het totaalbedrag van de voordelen van alle aard rechtstreeks wordt bijgeteld bij het loon en niet afzonderlijk vermeld wordt. Bijgevolg kan men op basis van de fiscale gegevens niet vaststellen wie een bedrijfswagen heeft.
3. Wat kunnen we echt zeggen over het aantal bedrijfswagens in België?
3.1. Raming aan de hand van de fiscale en sociale statistieken
Dankzij de CO2-solidariteitsbijdrage is het makkelijk om te weten hoeveel bedrijfswagens ter beschikking van de loontrekkende werknemers worden gesteld: 425 0002 in het 4e kwartaal 2015 (die wagens worden “salariswagens” genoemd door de FOD Mobiliteit).
Wat de bedrijfsleiders betreft, hebben er 122 350 uitdrukkelijk in hun belastingaangifte aangegeven dat ze minstens één bedrijfswagen hadden in 2013 (met de overeenkomstige code). Hetzelfde jaar heeft de FOD Financiën 295 000 aangiften in de personenbelasting geregistreerd als aangiften van bedrijfsleiders3. Bijgevolg heeft minstens 41,5 % van de bedrijfsleiders een bedrijfswagen. Dat cijfer onderschat zeer zeker de realiteit, maar er bestaat geen enkele administratieve statistiek waarmee men het fenomeen nauwkeuriger kan kwantificeren.
3.2. Berekening op basis van de voertuigen in het bezit van een rechtspersoon
Een tweede manier om het aantal bedrijfswagens te ramen is gebaseerd op het aantal wagens die in het bezit zijn van een rechtspersoon (831 000 op 31 december 2015). Van dat aantal worden alle voertuigen afgetrokken die geen bedrijfswagen zijn: namelijk de dienstwagens, de huurwagens voor een korte termijn (in de stations, luchthavens, gedeelde wagens enz.) en de vervangingswagens (van garages, verzekeringsmaatschappijen, enz.).
Volgens een onderzoek van de Vlerick Business School van juni 20134, zouden er op die datum 17 000 wagens in het bezit zijn van de verhuurmaatschappijen voor een korte termijn en 52 000 vervangingsvoertuigen in het bezit van garages en concessiehouders. Bovendien beschikten Cambio en Zencar in 2015 over een vloot van ongeveer 650 voertuigen.
Bijgevolg zou het aantal bedrijfswagens gelijk zijn aan:
bedrijfswagens = 831 000 – dienstwagens – 17 000 – 52 000 – 650
De enige bekende informatiebron over het aantal dienstwagens zijn de bedrijfsvervoersplannen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor het jaar 2014. Die plannen hebben betrekking op 500 bedrijven en 263 000 werknemers, zijnde 37 % van het aantal betrekkingen in Brussel5. In die steekproef bezitten de bedrijven gemiddeld 7,35 keer meer bedrijfswagens dan dienstwagens.
Op die basis worden in België ongeveer 91 200 dienstwagens en 670 000 bedrijfswagens geteld. Dit laatste cijfer ligt waarschijnlijk hoger dan de raming van het aantal bedrijfswagens in België en wel om drie redenen.
Ten eerste hebben de werkkrachten in Brussel vaker een bedrijfswagen dan in Wallonië of Vlaanderen6. Als een bedrijf bedrijfswagens ter beschikking stelt van zijn werkkrachten, heeft het a priori minder dienstwagens nodig. Dat fenomeen wordt waargenomen in de opeenvolgende bedrijfsvervoerplannen met een daling van het aantal dienstwagens in vergelijking met het aantal bedrijfswagens, dat constant stijgt7.
Ten tweede, als men de hypothese formuleert dat er 670 000 bedrijfswagens waren op 31 december 2015, impliceert zulks dat 245 000 bedrijfsleiders een bedrijfswagen hebben, zijnde 80 % onder hen8, wat veel lijkt volgens de contacten die met de sociale secretariaten werden gelegd.
Ten derde, bestaan er, afgezien van huurwagens voor een korte termijn, gedeelde wagens en wagens van garages, waarschijnlijk ook andere voertuigen (die geen bedrijfswagen zijn) die eigendom zijn van rechtspersonen en waarmee geen rekening kon worden gehouden.
3.3. Een ramingsmarge
Samengevat, het aantal bedrijfsvoertuigen in België kan onmogelijk nauwkeurig geschat worden, want men weet niet hoeveel wagens ter beschikking van de bedrijfsleiders worden gesteld. Er waren er minstens 550 000 in 2015 (425 000 voor de loontrekkenden en 125 000 voor de bedrijfsleiders) en waarschijnlijk maximum 670 000.
Volgens sommige waarnemers zou twee derde van de bedrijfsleiders een bedrijfswagen hebben. Op die basis zouden er volgens een voorzichtige hypothese ongeveer 625 0009 bedrijfswagens in België zijn in het vierde kwartaal 2015, zijnde 425 000 voor de loontrekkenden en 200 000 voor de bedrijfsleiders.
Is dat het geval, dan heeft 13,5 % van de werkkrachten een bedrijfswagen10. Dat aantal vertegenwoordigt 11 % van het totale wagenpark.
4. Waar wonen de houders van een bedrijfswagen?
Met de administratieve gegevens zoals die thans worden verzameld door de RSZ, kan men niet weten wie over een bedrijfswagen beschikt noch in welke vestiging de werknemer zijn arbeidsprestaties verricht (de wagen is geregistreerd op naam van de maatschappelijke zetel van de werkgever).
Bijgevolg kan men enkel met de gegevens die de FOD Financiën heeft verzameld op basis van de belastingaangiften, een ruimtelijke spreiding van de bedrijfswagens volgens de woonplaats (op de schaal van de arrondissementen) bepalen. Gelet op de onzekerheden in verband met het aantal bedrijfswagens van de bedrijfsleiders, is het voorzichtiger om een cartografie op te stellen van de bedrijfswagens die ter beschikking van de loontrekkenden worden gesteld, voor wie de fiscale gegevens representatiever zijn11.
Kaart 1. Verdeling van de bedrijfswagens van de loontrekkenden volgens de woonplaats van de begunstigde in 2014
De cirkels hebben een grootte die evenredig is aan het aantal aangegeven voordelen van alle aard (VAA) en zijn ingekleurd volgens een index die de verhouding weergeeft tussen het aantal bedrijfswagens per loontrekkende in de privésector van het arrondissement en het gemiddelde aantal bedrijfswagens per loontrekkende in de privésector voor België. Hoe meer bedrijfswagens per loontrekkende in de privésector, hoe roder de cirkels zijn ingekleurd.
Bron: database van het SIRe-model van de FOD Financien, RSZ. Verwerking X. May, ULB-IGEAT
Er zijn meer bedrijfswagens in Vlaanderen en Brussel dan in Wallonië. Als men de analyse op het niveau van de arrondissementen verfijnt, stelt men vast dat Waals-Brabant het grootste aantal bedrijfswagens per loontrekkende in de privésector telt. In het algemeen wordt de oververtegenwoordiging vooral waargenomen in de grote stedelijke gebieden van het centrum en het noorden van het land.
Die (sub)regionale verschillen worden waarschijnlijk verklaard door de woonvoorkeur van de werknemers in de bedrijfstakken waar de meeste bedrijfswagens worden aangeboden (doorgaans de tertiaire diensten van hoog niveau).
Als men dezelfde kaart tekent met alle door de FOD Financiën geregistreerde bedrijfswagens (namelijk die van de loontrekkenden, maar ook die van de bedrijfsleiders) in verhouding tot de werkende beroepsbevolking, worden de verschillen tussen de arrondissementen groter.
5. Welke evoluties in het laatste decennium?
Tussen 31 december 2006 en 2015 is het aantal wagens die op naam van een rechtspersoon zijn ingeschreven (de bedrijfswagens, maar ook de dienstwagens, huurwagens enz.) gestegen van 631 000 eenheden tot 831 000 eenheden, zijnde een stijging met meer dan 31 % op 9 jaar tijd12. In dezelfde periode (van het eerste kwartaal 2007 tot het vierde kwartaal 2015) is het aantal bedrijfswagens voor loontrekkenden met 153 000 eenheden gestegen van 272 000 tot 425 000, zijnde een stijging van 56 %.
Voor de bedrijfsleiders is het aantal bedrijfswagens waarschijnlijk eveneens gestegen (net als het aantal bedrijfsleiders), maar die toename valt moeilijk in kaart te brengen wegens het gebrek aan gegevens.
Ook al lijkt het onmogelijk om definitieve cijfers over het aantal bedrijfswagens naar voren te schuiven, is het aantal ervan zeer snel toegenomen in het laatste decennium. Bovendien onderschatten de regelmatig aangehaalde cijfers over het aantal bedrijfswagens vaak de realiteit, want ze houden geen rekening met de bedrijfswagens van de bedrijfsleiders.
Notes
1 Bron: FOD Mobiliteit & Vervoer, FEBIAC
2 Bron: FOD Mobiliteit
3 Een belastingaangifte kan betrekking hebben op twee personen in een gezin: daarom kunnen er meer bedrijfsleiders zijn dan ingediende belastingaangiften.
4 La location de véhicules à court terme en Belgique : regard éclairé sur un marché opaque, Vlerick Business School, juni 2013, p. 16.
5 De instellingen of bedrijven waarvan de vestigingen meer dan 100 werknemers te werk stellen, moeten een bedrijfsvervoerplan (BVP) opstellen.
6 Volgens de cijfers die de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven heeft verstrekt op basis van een steekproef in de databank van SD Worx, heeft in Brussel 23,9 % van de loontrekkenden in de privésector een bedrijfswagen tegenover 16,3 % in Vlaanderen en 13,1 % in Wallonië (op de arbeidsplaats). Die cijfers zijn gepubliceerd in het kader van het onderzoek “werkgeverstegemoetkomingen in de kosten van het woon-werkverkeer van loontrekkenden in de privésector” en hebben betrekking op het jaar 2014.
7 In november 2009 waren er volgens de bedrijfsvervoerplannen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 4 236 dienstwagens en 16 676 bedrijfswagens (1 dienstwagen voor 4 bedrijfswagens). In 2011 waren er 5 096 dienstwagens voor 29 016 bedrijfswagens (verhouding van 1 tot 5,7). In 2014 waren er 4 163 dienstwagens voor 30 667 bedrijfswagens (verhouding van 1 tot 7,35).
8 De FOD Financiën telt 309 000 aangiften in de personenbelasting van bedrijfsleiders op 31 december 2015.
9 Dat cijfer leunt trouwens dicht aan bij de raming van het consultancybedrijf Hay Group, dat 650 000 bedrijfswagens in België telt op basis van een enquête die in 2014 werd gehouden bij 500 Belgische bedrijven. Dit onderzoek, dat tegen betaling kan worden ingekeken, werd niet geraadpleegd.
10 Naargelang de bron zou België tussen 4 500 000 en 4 600 000 werkkrachten (loontrekkenden en zelfstandigen) tellen.
11 In 2013 telde de database van de FOD Financiën 307 650 bedrijfswagens voor de loontrekkenden, terwijl de RSZ er 389 687 telde. Dat betekende dat 79 % van de belastingaangiften van de loontrekkenden het voordeel van alle aard dat in het gebruik van een bedrijfswagen bestaat, zou preciseren.
12 Tegelijkertijd is het wagenpark van de zelfstandigen als natuurlijke persoon gedaald van 307 000 wagens in 2007 tot 290 000 in 2015. Deze daling zou te wijten kunnen zijn aan het feit dat minder zelfstandigen een wagen hebben of dat sommigen van hen gekozen hebben voor een formule van operationele leasing. In dat geval worden de voertuigen ingedeeld in de categorie van de op naam van een rechtspersoon ingeschreven wagens (namelijk de leasingmaatschappij).